Wat straal je uit? Welke lichaamstaal gebruik je?

We staan er misschien (niet) voldoende bij stil maar de uitstraling, het stemgeluid, het oogcontact, de geur en de juiste communicatie brengen je al een pak verder naar een nieuw en dieper contact.

Goed communiceren is een dynamisch proces waarbij je voortdurend beïnvloedt en flexibiliteit is de sleutel tot effectieve communicatie.
In dit overzicht gaan we dieper in op de interne en non-verbale communicatie.

 1. Hoe is je houding?

Positief: Open houding aannemen, rechtop staan of zitten, schouders zijn ontspannen, hoofd staat rechtop, soepele bewegingen, schouders naar de ander toewenden en licht voorover leunen.
Negatief: Gesloten houding aannemen, in elkaar gedoken zitten of staan, schouders zijn gespannen, hoofd is naar beneden gebogen, rusteloze houding, te snel bewegen, verstarren, wiebelen, met voeten spelen en tikken, schouders wegdraaien van de ander, naar achter leunen

 2. HOE staat je gezicht?

Positief: Ontspannen lachen, rustig oogcontact onderhouden, ogen normaal geopend, mond ontspannen.

Negatief: Gemaakt lachen, weinig oogcontact of gefixeerd staren, naar uitgang gedraaid, omlaag kijken, ogen dichtknijpen of juist opensperren met  grote pupillen (angst), lippen bijten, mond strak dichthouden en kaakspieren zijn gespannen.

3. HOE STAAn je handen?

Positief: Handen opengevouwen, rustige ondersteunende gebaren, beide handen achter de nek houden (ellenbogen uit mekaar), in handen wrijven, handen naar de borst (bij mannen), handen op stoelleuning.

Negatief: Gebalde vuisten, friemelen, trommelen, gebaren maken of juist onrustige gebaren, veel de hals, het hoofd en het gezicht aanraken, de mond, de oren en de neus veelvuldig aanraken, de handen samenknijpen, zweethanden, nagels plukken, armen wrijven en bovenkant van de hand wrijven.

4. HOE klinkt je stem?

Positief: Rustig spreektempo, stabiele stem, normale stemhoogte, veel “hummen” en “ja-ja’s”, eerder lage stem meer met stevigheid maar niet in volume

Negatief: Snel spreken, trillende overslaande stem, verhoogd stemtimbre, overdreven intonatie, veel slikken en kleine afkeurende geluidjes maken, te zacht spreken.

 5. HOE STAAT JE GEZICHT?

Positief: Ontspannen lachen, rustig oogcontact onderhouden, ogen normaal geopend, mond ontspannen.

Negatief: Gemaakt lachen, weinig oogcontact of gefixeerd staren, naar uitgang gedraaid, omlaag kijken, ogen dichtknijpen of juist opensperren. 

6. HOE STAAn je benen?

Positief: Voor mannen: benen gelijkmatig naast mekaar en voeten rustig op de grond en voor vrouwen: benen over mekaar slaan en voeten rustig laten hangen.

Negatief: Bij mannen: benen over mekaar slaan en voor vrouwen benen naast mekaar geplaatst. Voeten onrustig over en weer.

 

7. wat is je  afstand?

Positief: Verkleinen afstand, in midden van ruimte staan.

Negatief: Vergroten van afstand, hoeken van de ruimte opzoeken.

 

8. andere signalen

Positief: Gezonde huidtint, jas(je) opendoen, gesprek naar je toedraaien, gesprek beëindigen, rustig adem halen, het gesprek beëindigen.

Negatief: Nagelbijten, trillen, grauwe huidtint, geeuwen, keel schrapen, aan stoel voelen (testen) voor het zitten, zwaar of oppervlakkig ademhalen, bleke of rode huid (vlekken), jas(je) toedoen, initiatief aan een ander laten, gelaten, initiatief nemen om gesprek te beëindigen. 

 

Deel dit artikel